Zorgbeleid

Zorgbeleid

Kansarmoede, een handicap, een andere taal, een leerstoornis verdelen de kaarten onder de kinderen van bij de start op een ongelijke manier.

Vanuit de visie dat alle kinderen mogen verschillen, wordt aandacht besteed aan:

  • preventie en remediëring van ontwikkelings- en leerachterstanden
  • het begeleiden van socio-emotionele problemen
  • het differentiëren in het curriculum.

>>> Het sleutelwoord voor een goed zorgbeleid is differentiëren.

Een goed zorgbeleid wordt gedragen door alle teamleden van de school, de directie, het begeleidend CLB, de ouders en de leerlingen.

Het zorgbeleid situeert zich op 3 niveaus nl.

1. Leerlingenniveau

2. Leerkrachtenniveau

3. Schoolniveau


1. Leerlingenniveau
  • Het bieden van hulp aan individuele leerlingen of aan een groepje leerlingen.
  • Versterken van Welbevinden en Betrokkenheid aan de hand van W/B verhogende factoren.
  • Gesprekken voeren met kinderen met socio-emotionele problemen.
  • Hoogbegaafde kinderen begeleiden en ondersteunen.
  • Intensief stimuleren van de Nederlandse taal
2. Leerkrachtenniveau
  • Het geven van suggesties inzake omgaan met diversiteit.
  • Hulpmiddelen aanreiken, differentiatiematerialen.
  • Opstellen van HP in samenspraak met klastitularis voor kleuters met een individueel aangepast curriculum (IAC).
  • Bijstaan van klastitularis bij observatiemomenten in klas.
  • Ondersteunt de klastitularis bij differentiatie in of buiten de klas.
  • De klas overnemen wanneer klastitularis op navorming is.
  • De leerkracht ondersteunen in het uitvouwen van een brede basiszorg en de verhoogde zorg. 
3. Schoolniveau
  • Zichtbaar aanspreekpunt voor elk zorgvraag in de school.
  • Ondersteunen van KVS (kindvolgsysteem voor kleuters).
  • Organiseren van pré-MDO's en MDO's (multidisciplinair overleg);
  • Organiseren van gesprekken met ouders, externe hulpverleners.
  • Het volgen van navormingen met betrekking tot het zorgbeleid.
  • Regelmatig evalueren van zorgbeleid op de school.
  • Concrete acties uitwerken die welbevinden, betrokkenheid en taalvaardigheid verhogen.
  • Inzetten op kleuterparticipatie.
  • Beheren van het online zorgdossier Questi.

Om onderwijsachterstanden te voorkomen leggen we het accent op vroegtijdig opsporen en aanpakken van problemen. We maken hiervoor gebruik van een efficiënt KVS en LVS. Niet enkel de cognitieve ontwikkelingen van de kinderen zijn hier belangrijk, ook met het welbevinden en de betrokkenheid wordt rekening gehouden. Alle kinderen moeten zich goed voelen in onze school.

KVS - KINDVOLGSYSTEEM

Om zo vlug mogelijk problemen te kunnen opsporen, worden in de klassen individuele observaties gedaan, klasscreeningen opgemaakt en testen voor ordenen en taal afgenomen.

1. Observaties

Via een aangepaste observatielijst per klas worden gedurende het schooljaar specifieke competenties en vaardigheden gescreend bij elke kleuter. Wat onvoldoende beheerst wordt, wordt verder ingeoefend. Meermaals per schooljaar wordt een thema vrije week voorzien om extra tijd te creëren voor observeren en aanvullen van de observatielijsten.

2. Screeningen

Van elk kind wordt aangeduid hoe het met welbevinden / betrokkenheid / competenties zit in het online zorgdossier Questi. Bezorgdheden over kleuters hieromtrent worden besproken op het préMDO.

Men bekijkt hoe de kleuter het best kan begeleid worden om zijn ontwikkeling op gang te brengen.

3. CITO-testen

In de tweede en derde kleuterklas wordt tweemaal per schooljaar (oktober – maart) de CITO-test voor ordenen en taal afgenomen. De resultaten van deze testen worden omgezet in scores van A tot E. Hiermee brengen we de evolutie van elke kleuter in kaart. De testen zijn een aanvulling op wat de leerkracht in de klas observeert.

Het stappenplan van ons zorgbeleid

1. De klastitularis staat in voor de BREDE BASISZORG

Hij/zij zorgt voor een goede preventieve basiszorg. De zorg voor de leerlingen blijft in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de klastitularis. Hij/zij schept de voorwaarden en het klimaat waarin zoveel mogelijk kinderen zich optimaal betrokken voelen bij het onderwijsaanbod. De klastitularis moet dus beschikken over de basisvaardigheden om te signaleren, te diagnosticeren, te begeleiden en te differentiëren.

2. Het zorgteam ondersteunt de leerkracht bij DE VERHOOGDE ZORG

Ondanks een goede, preventieve basiszorg kan er voor bepaalde leerlingen de behoefte ontstaan aan extra ondersteuning. De zorg heeft dan een remediërend karakter. De zorgleerkracht wordt ingeschakeld om eventueel leerlingen extra uitleg te geven, om hulpmiddelen en materialen aan te reiken of om sterke leerlingen extra uitdagend werk te geven in samenwerking met de klasleerkracht.

Indien er een meer gerichte individuele aanpak nodig is, wordt de draagkracht van de leerkracht versterkt door leerlinggebonden acties en handelingsgericht werken op te starten.

3. De verhoogde zorg wordt uitgebreid – UITBREIDING VAN DE ZORG

Vanuit het MDO wordt gezocht welke maatregelen aangewezen zijn voor de zorgleerlingen en welke do's en dont's het best worden toegepast bij leerlingen.

Een school en zijn zorgteam beschikken niet altijd over de nodige deskundigheid en middelen om een leerling in zijn ontwikkeling te begeleiden. Extra hulp van buiten de school is dan vereist.

→ Logopedie, Revalidatiecentrum, CGGZ centrum voor geestelijke gezondheidszorg, …

4. INDIVIDUEEL AANGEPAST TRAJECT (IAC)

Wanneer voorgaande zorgfasen niet de verhoopte effecten hebben, kan het curriculum voor de individuele kleuter worden aangepast. Dit kan op school, maar indien de draagkracht van de school wordt overstegen en in het belang van de kleuter, kan dit ook in een school op maat.

Ouders zijn belangrijke participanten bij het zorgbeleid en worden zo vlug mogelijk bij het proces betrokken. Ze worden uitgenodigd voor een gesprek en helpen mee nadenken over acties om tot oplossingen te komen.